Change to English
Een drukgestuurde 2-takt motor
Het Idee .
In mechanisch opzicht is een tweetakt motor aanzienlijk eenvoudiger
dan een viertakt motor: hij heeft geen bewegende inlaat- en uitlaatkleppen met
de tamelijk complexe aandrijfsystemen daarvoor met nokschijven, klepstoters en
een 1 op 2 distributie. Het spoelproces van het te verbranden gasmengsel vindt
aan beide zijden van de zuiger plaats. Als de zuiger zich naar boven beweegt wordt
het te verbranden gasmengsel gecomprimeerd en tegelijkertijd wordt het verse gasmengsel
voor de volgende slag onder de zuiger in de cilinder gezogen. Als de zuiger naar
beneden wordt geforceerd door de ontbranding van het mengsel (de arbeidslag) wordt
het nieuwe verse gasmengsel tegelijkertijd samengedrukt onder de zuiger. Op het
moment dat de zuiger de uitlaatopening bereikt gebeuren er twee dingen tegelijkertijd:
de verbrande gassen ontsnappen naar buiten door de uitlaatpoort en het nieuwe
gecomprimeerde gasmengsel wordt in de cilinder gespoten langs de inlaatpoort halverwege
de cilinderwand recht tegenover de uitlaatpoort. Dit nieuwe gasmengsel moet de
cilinderruimte boven de zuiger vullen en het restant van de verbrande gassen uit
de cilinder verdrijven met een zo laag mogelijk verlies van het nieuwe gasmengsel.
Als de zuiger weer neer boven beweegt door de geabsorbeerde rotatie energie in
het vliegwiel worden zowel de inlaat- als de uitlaatpoorten weer afgesloten door
de zuiger en herhaalt de cyclus zich.
Ik maakte eerder een
eenvoudige uitvoering van zo'n tweetakt motor en de onderstaande animatie
demonstreert het hierboven beschreven proces.

Animatie van
het klassieke tweetakt proces
De
constructie van een tweetakt motor mag dan veel simpeler zijn dan van een viertakt
maar het goed vullen van de cilinder met nieuw gasmengsel is moeilijker en in
feite altijd minder goed dan bij een viertakt. Als er wat verbrand gasmengsel
achter blijft in de cilinder zal de motor minder goed lopen of helemaal niet;
de motor "vergiftigt" zich dan. Als te veel van het verse gasmengsel
de cilinder weer verlaat voordat de uitlaatpoort weer gesloten is treedt er efficiency
verlies op en deze mix zal dan meestal onvolledig verbranden in de hete uitlaatdemper
hetgeen stank en vervuiling van de omgeving veroorzaakt. Een ander nadeel van
de tweetakt motor is dat de zuiger ervan niet gesmeerd kan worden met olie in
het carter zoals dat bij viertakten gebeurt. Deze smering wordt geleverd door
olie die door de benzine in de tank wordt gemengd. Deze olie verbrandt ook in
de cilinder tijdens de ontsteking van het gasmengsel hetgeen eveneens stank en vervuiling
veroorzaakt.
Het belangrijkste en eigenlijk enige voordeel van de tweetakt
motoren is dus dat ze relatief klein zijn en laag in gewicht.
Ze worden dan ook wijd verbreid toegepast in kleine machines zoals brom- en motorfietsen,
grasmaaiers, houtzaagmachines, etc.
Hoe moeilijk het is om een goed spoelproces
te realiseren ondervond ik bij het maken van mijn "Eenvoudige
Tweetakt motor". Het kostte mij talloze experimenten en veel tijd om
deze motor goed aan het lopen te krijgen. Ik moest zelfs een paar nieuwe cilinders
maken voordat ik de goede had met zes inlaatpoorten en met de juiste afmetingen
van de in- en uitlaat poorten, in absolute zin en in verhouding tot elkaar.
Het was wel een grote voldoening uiteindelijk maar ik kon de gedachte niet van
me afzetten dat het mogelijk moest zijn om dit spoelproces wezenlijk te verbeteren,
tenminste voor modelbouw motortjes. Het kwam mij voor dat het veel gunstiger zou
zijn om het gasmengsel boven in de cilinderkop te injecteren in plaats van halverwege
de cilinder en recht tegenover de uitlaatpoort. Maar het moment van injecteren
moet natuurlijk wel samenvallen met het moment dat de uitlaatpoort door de zuiger
wordt open gemaakt. Dat is ook de reden waarom bij de klassieke tweetakten de
inlaatpoort op vrijwel gelijke hoogte staat met de inlaatpoort waardoor die door
de zuiger vrijwel gelijk worden geopend en weer gesloten. Voor de timing bij het
injecteren van het gasmengsel in de cilinderkop moet er dus een extra mechanisme
worden geintroduceerd. Men zou daarvoor natuurlijk een klep met een aandrijfmechanisme
kunnen maken zoals dat bij viertakten het geval is en misschien is dat ook wel
eens gedaan door deze of gene. Maar dit zou toch wel de eenvoud van de tweetakt
flink wat geweld aandoen hetgeen nu juist zijn kracht is.
Mijn positieve ervaringen
met het kogelklepje op de tank van de "Benzinedamp
Carburateur" bracht mij op het idee om een tweede kogelklepje te introduceren
om de timing van het inlaten van het gasmengsel op een zeer bijzondere wijze te
realiseren. Ik zal dit toelichten aan de hand van onderstaande animatie.

Een
kogelklep opent zich alleen als de druk onder de kogel groter is dan die erboven.
Bij de bovenste kogelklep in de animatie is dat alleen even het geval op het moment
dat de zuiger de uitlaatpoort bereikt. Het samengeperste gas onder de zuiger en
in de ruimte tussen de twee kogelkleppen zal dan in de cilinder stromen en mede
de restanten van de verbrande gassen uitdrijven. Vóór dit moment
is de druk boven de kogel van dit klepje altijd hoger en ook erna als de zuiger
de twee poorten weer heeft gesloten. Als de zuiger zich naar boven beweegt ontstaat
er een overdruk boven de kogel door het comprimeren van het gasmengsel terwijl
de druk van het aangezogen gasmengsel onder de kogel ongeveer atmosferisch is
en dus lager. Als de zuiger naar onder wordt gedrukt is er een grote overdruk boven
de kogel door de ontbranding van het gasmengsel (arbeidslag) en een veel lagere
overdruk onder de kogel van het samengedrukte nieuwe gasmengsel. Dus ook tijdens
de gehele arbeidslag blijft de inlaatklep gesloten totdat de zuiger de uitlaatpoort
bereikt.
De timing van dit spoelproces wordt dus exact en automatisch gestuurd
door de afwissende drukken in het systeem. Dat is de reden dat ik deze motor de
naam "Drukgestuurde tweetakt" heb gegeven.
De
voordelen van dit ontwerp t.o.v. de klassieke 2-takt motor.
1. Ofschoon ik het niet voor 100% kan bewijzen
ben ik er van overtuigd dat het spoelproces hier beter verloopt dan bij het klassieke
ontwerp en het is zeker eenvoudiger te realiseren. Feit is dat mijn motor vrijwel
meteen liep nadat ik hem gereed had en dit zonder de problemen die ik aanvankelijk
had met mijn eerste tweetakt en zoals ik die boven heb aangehaald.
2. De cilinder
voor deze motor is vele malen eenvoudiger te maken dan die van zijn klassieke
opponent; rechttoe rechtaan met alleen een simpele uitlaat opening erin.
3.
De timing van het proces is 100% fysisch bepaald en altijd correct. Bij het klassieke
ontwerp wordt de timing bepaald door de mechanische dimensies van de de inlaat-
en uitlaat poort, in absolute zin en in relatie tot elkaar. Als daar een vergissing
of fout mee wordt gemaakt moet in de meeste gevallen een compleet nieuwe zuiger
worden gemaakt.
4. Het is niet nodig om de zuiger en de cilinderkop te voorzien
van moeilijke geometrien om te trachten de ingelaten gassen zo ver mogelijk boven
in de cilinder te spuiten.
5. Tezamen met de eenvoud en goede prestaties van
de "Benzinedamp
Carburateur" is dit een zeer betrouwbare tweetakt motor geworden die
uitblinkt in gemakkelijk opstarten en uiterst vriendelijk loopgedrag
6. In
feite bevat dit ontwerp enkel nog eenvoudig maakbare onderdelen. De motor kan
geheel vervaardigd worden met standaard draai- en freeswerk en met standaard materialen.
Geen gietstukken of geforceerde koel- en smeersystemen, aannemend dat men tevreden
is met niet al te heftig gebruik maar wel met succesvolle demonstraties van 5 tot
20 minuten. Ik kan mij eigenlijk niet voorstellen dat het mogelijk is om een nog
eenvoudiger verbrandings motortje te maken.
De
uitwerking

Ik begon met het maken van een werkschets, enigszins zoals de hierboven
getoonde dwarsdoorsnede van het uiteindelijk resultaat met daarin de hoofdafmetingen.
Daarna maakte ik werkschetsen voor de belangrijkste onderdelen en startte het
bouwwerk aan de hand van deze schetsen. Al doende voegde ik de resterende onderdelen
toe met dezelfde werkwijze.
Ik had ca 120 netto manuren nodig om de machine
te bouwen, inclusief het ontwerpen en tekenen van alle onderdelen. Het was een
bijna "digitaal" gebeuren: ofwel de motor zou nooit lopen als gevolg
van een gedachtefout ofwel hij zou vrijwel meteen de benen nemen. En het laatste
was het geval; ik moest slechts kleine aanpassingen doen om de motor te laten
lopen.
1.
De cilinder/zuiger combinatie.
Omdat ik een wat kleinere machine wilde
maken dan mijn eerste tweetakt koos ik voor een zuigerdiameter van 18mm in plaats
van 24mm. Voor zowel de zuiger als voor de cilinder koos ik wederom voor perlietisch
gietijzer, wellicht niet absoluut noodzakelijk maar wel erg aan te bevelen in
dit geval o.a. in verband met het ontbreken van geforceerde koel- en smeersystemen.
De thermische uitzetting van perlietisch gietijzer is erg klein en in ieder geval
gelijk voor de cilinder en de zuiger. Tesamen met het feit dat dit materiaal min
of meer zelf smerend is door het hoge koolstof gehalte voorkomt het vastlopen
van de zuiger, zelfs zonder geforceerde koeling en smering. Verder is perlietisch
gietijzer erg slijtvast en bestand tegen hoge temperaturen en het bewerken ervan
is erg gemakkelijk, hoewel een beetje smerig voor de draaibank en omgeving. Het
is wel aan te bevelen om van tijd tot tijd een druppeltje olie op de zuiger te
doen, bijvoorbeeld door het uitlaatgat in de cilinder. Niet nodig om vastlopen
te voorkomen maar om de oppervlakken van zuiger en cilinder in goede konditie
te houden, vooral voordat de motor voor langere tijd wordt opgeslagen.
De
verticale positie is een logisch gevolg van het feit dat de kogelklepjes verticaal
moeten staan omdat er geen aandrukveertjes in zitten; zie onder punt 2.
Voor
een soepel lopende motor moet de zuiger licht in de cilinder op en neer kunnen
lopen en anderzijds daarin
een goede afdichting hebben. Mede omdat
er geen zuigerveer om de zuiger ligt moet de cilinder zo glad mogelijk en zuiver
cilindrisch worden gemaakt. Ik realiseerde tamelijk gemakkelijk een diameterverschil
van minder da 0,01mm over de hele lengte van de boring door die handmatig op te
ruimen met een verstelbare ruimer en met ruim olie. Daarbij draaide ik de cilinder
enkele malen om bij eenzelfde ruimer instelling tot de ruimer er vlot doorheen
ging. Dan verstelde ik de ruimer een fractie groter en herhaalde deze bewerkingen
totdat er eigenlijk geen verschil meer te meten was met een micrometer voor inwendige
meting. Aldus werd de tapsheid zeker minder dan 0,01mm. Deze werkwijze kan aardig
concurreren met honen en is dus een goed alternatief als men niet over hoon apparatuur
beschikt.
De
starre zuigeras van 5mm heb ik eerst in de overmaatse zuiger geschroefd en verpend.
Met deze as in de spantang van de draaibank heb ik de zuiger tegen het meedraaiend
center zodanig ver afgedraaid dat die wat hakend paste in de cilinder. Vervolgens
werd de zuiger handmatig in de cilinder gepolijst die daarbij zeer langzaam ronddraaide
in de drieklauw van de draaibank. Voor de polijstpasta gebruikte ik met succes
de autocleaner Commandant nr.4. Op deze wijze kreeg de zuiger een ondermaat van
ca 0,02mm of minder hetgeen voldoende is voor een goede afdichting. De motor loopt
er namelijk perfect op zonder zuigerveertjes! Duidelijk beter dan met veertjes
omdat die toch een behoorlijke wrijving opleveren voor dit motortje met relatief
laag vermogen.
Voor de zuigeras maakte ik een glijbus van Teflon die ik in het centrale gat van
de cilinder bodemplaat perste. Met de 5mm boring daarin met H6 of H7 passing loopt
de zuiger daar perfect in op en neer met goede afdichting. Ik heb intussen zeer
goede ervaringen opgedaan met Teflon voor dit soort toepassingen omdat het spekglad
is en slijtvast.
Deze glijbus kan ook wel van brons gemaakt worden als men er voor zorgt dat de zuigeras er mooi passend en soepel in op en neer loopt en nagenoeg lekvrij.
Het is belangrijk gebleken dat de zuiger in verticale richting zodanig wordt
afgesteld dat die de onderste cilinderplaat op een haar na raakt in zijn onderste
positie. Dit kan worden ingesteld met de schroefdraad in de gaffel voor de zuiger-as:
eerst de zuiger laten raken en dan een fractie terug naar boven draaien en vast
zetten met de contra moer. Het resultaat van die instelling is dat de zuiger ca
1mm onder de rand van de uitlaatopening in de cilinder duikt in zijn onderste
positie. Bij het oplossen van problemen met deze motor die door een collega modelbouwer
was gemaakt bleek dat deze instelling van doorslaggevend belang is om de
motor goed te laten lopen. Het heeft te maken met het feit dat tweetakt motoren
zeer gevoelig zijn voor het spoelproces boven de zuiger. Als de zuiger bij deze
motor hoger is ingesteld kan er zgn. "zelf vergiftiging" optreden omdat
de verbrandingsgassen de cilinder niet geheel kunnen verlaten en/of omdat die
gedeeltelijk weer in de cilinder worden teruggedrukt als de zuiger zich weer naar
boven beweegt!!
2.
Het kogelklep systeem.
De
onderdelen van dit systeem zijn allemaal van messing en kunnen met eenvoudig draaiwerk
worden vervaardigd. De 45° zittingen voor de kogeltjes moeten wel zuiver en
mooi glad worden gedraaid met een scherp beiteltje. Aanvankelijk gebruikte ik
kogeltjes van neopreen (Viton) kunststof, maar bij recente experimenten bleek
dat het toch mogelijk en zefs beter was om gewone stalen fietskogeltjes te gebruiken
mits de vrije verticale slag ervan niet groter wordt gemaakt da 0,5mm. Aanvankelijk
had ik de kogeltjes met een veertje tegen de zitting gedrukt. De veerdruk bleek
echter erg kritisch te zijn. Het bleek echter dat het ventiel ook perfect werkt
zonder veertje , mits de vrije slag van de kogel beperkt wordt tot deze 0,5mm.
Een grotere vrijheid leidt tot stuiteren van de kogel en daarmee tot onregelmatig
of niet lopen van de motor. Als men de bematingen op de tekening aanhoudt zal
voldaan zijn aan deze vereiste vrije slag.
Het is aan te bevelen om alle schroefverbindingen
van dit systeem af te dichten waarvoor ik met succes een zeer dun laagje witte
sanitairkit gebruikte. Deze kit heeft het voordeel dat de onderdelen nog gemakkelijk
uitschroefbaar blijven voor het geval dat een keer nodig zou zijn. Men moet er
wel voor zorgen dat er geen kit op de zittingen terecht komt!
Evenals bij
mijn vorige tweetakt motor is hier ook een een expansie vaatje nodig. De gouden tip hiervoor kreeg ik van Martin Alewijn. In feite
is dit volume een substituut voor het volume in het carter van iedere "normale" tweetakt motor. Zie voor een nadere verklaring de betreffende tekst over dit expansie
volume op de pagina van de "Eenvoudige "Tweetakt Motor". Het optimale volume ervan heb ik experimenteel bepaald
op ca 12 cc maar erg kritich is dat niet.
3.
De Benzinedamp Carburateur.
De werking en de details van deze carburateur zijn terug te vinden op de betreffende
pagina van deze web site. Omdat het een universeel ontwerp is voor al mijn
verbrandingsmotoren heb ik er een separaat tekening pakket voor gemaakt.
4.De
uitlaat demper.
De
motor loopt weliswaar goed zonder uitlaatdemper maar met demper wordt de motor
nog iets geruislozer dan hij al is en het oogt bovendien beter.
Zoals tweetakt
insiders wel weten kan een demper ook enige positieve invloed hebben op het motorgedrag.
Goed gedimensioneerd loopt de motor er wat regelmatiger door. Het schijnt iets
te maken te hebben met tegendruk voor de uitstromende gassen en/of het dempen
van drukgolven. Precies weten doe ik het niet; het is een van de geheimen van
een goede tweetakt, zoals dat ook geldt voor de cilindervulling. Thermodynamische
verschijnselen die zich vermoedelijk niet eenvoudig laten beschrijven.
De horizontale sleuf met een hoogte van 3 mm in het blokje dat tegen de cilinder
geschroefd is zorgt voor het genoemde positieve effect. Als deze sleuf groter
wordt gemaakt gedraagt het motortje zich alsof er geen demper op zit. Maakt men
de sleuf kleiner dan loopt de motor minder goed of uiteindelijk helemaal niet
meer. Het
verticale demperjte zelf heeft eigenlijk alleen een cosmetische functie.
5.
De vonk ontsteking.
Het is mijn ervaring dat tweetakt motoren een forse
vonk ( 5 tot 10W) nodig hebben om betrouwbaar te lopen en niet over te slaan.
Ik heb nog wel geprobeerd om een piezo element toe te passen zoals ik dat met
succes deed bij mijn viertakt motoren maar het werkte hier niet goed.
Ik
gebruik tamelijk kleine 6 of 12 volt bobines zoals die o.a. voor klassieke motorfietsen
worden gebruikt. Die kunnen eenvoudig in de houten voet worden ingebouwd inclusief
de schakelaar voor de stroom onderbreking en de condensator. Gebruik geen kleine
bobines zoals die tegenwoordig in moderne brommers, scooters en motorfietsen worden
toegepast; die zijn doorgaans aangesloten op een electronisch circuit op een generator
op de vliegwiel as. De voeding is geheel afwijkend van de 6 of 12 volt gelijkspanning.
Onderstaand figuur toont de gebruikelijke schakeling voor de klassieke bobine
die een forse vonk opleveren.

Voor
de externe gelijkspanningsvoeding gebruik ik de accu van mijn handboormachine.
Die blijkt de 3 tot 5 ampere voor de primaire bobinestroom gemakkelijk te leveren
en de motor loopt er een half uur op of meer. De accu past in een speciaal daarvoor
gemaakte houder die met een plug op de houten voet kan worden aangesloten.
Voor
het cyclisch onderbreken van de primaire bobinestroom gebruik ik een microswitch
die ook in de voet is ingebouwd en die door de nokschijf op het vliegwiel wordt
bediend. Over die schakelaar moet een folie gewikkelde condensator aangesloten worden.
Experimenteel heb ik bepaald dat de waarde ervan 0,7 tot 1 micro farad moet bedragen
om de beste vonk te krijgen. De vonk moet precies komen op het moment dat de zuiger
in de bovenste positie staat of een fractie ervoor. Dit is traploos instelbaar
door het vliegwiel waar de nokschijf aan bevestigd is te verdraaien op de krukas.
Omdat de afmetingen van
de elementen voor de bobineschakeling af zullen hangen van de beschikbaarheid
is deze constructie niet opgenomen in het tekening pakket. Het inbouwen is ook
eigenlijk meer improvisatie ter plekke en is wat moeilijk op tekening te zetten.
Het zal echter geen enkel probleem opleveren voor degene die deze motor wil nabouwen.
Het
opstarten van de motor
De brandstof voor
deze motor is gewone autobenzine Euro 95 of 98. De tank moet ongeveer half gevuld
worden, hetgeen genoeg is voor 20 minuten of meer. Doorgaans zal men de motor
toch niet veel langer laten lopen dan zo'n 5 a 10 minuten, hetgeen eigenlijk meer
dan voldoende is voor een succesvolle demonstratie.
Met een losse snaar om
de startpoulie en om een soortgelijke poulie in de kop van een handboormachine
kan de motor worden opgestart. Tijdens
dit opstarten moet men de regelaar achter op de carburatoertank voor het toevoegen van extra lucht eerst helemaal open zetten en daarna zodanig dichter draaien totdat
men de motor hoort overnemen. Met deze regelaar kan het toerental vervolgens geregeld
worden tussen ca 500 en 2000 omwentelingen per minuut; zie voor meer details de
pagina
over deze carburateur.
De temperatuur van de cilinder zal na 5 tot 10
minuten stabiliseren rondom 110°C,
hetgeen geen enkel probleem oplevert.
Video:
Bouwtekeningen
Ik heb van deze motor een CAD tekeningpakket gemaak dat beschikbaar is voor iedere geinteresseerde; klik hier voor een aanvraag.